Geschiedenis van de molen

U bevindt zich hier: Thuus » Geschiedenis

Historie korenmolen De Vlijt

  • Periode voor 1882
  • Periode tot 1955/'56
  • Periode 1956 tot 1980
  • Periode 1980/'81

Volgens het boek “Molens in Drenthe” is de huidige molen van Diever gebouwd in 1882. Dit is eigenlijk niet juist, want er is sprake van een verplaatsing. Door initialen met datum die werden aangetroffen op de balken van het achtkant was het duidelijk dat dit onderdeel ouder moest zijn. Op een van de achtkantstijlen staat namelijk het oudste jaartal 1823 met de initialen F.H. Door bepaalde kenmerken van het achtkant was tevens duidelijk dat de molen uit Friesland afkomstig moest zijn.

Het achtkant is namelijk gebouwd volgens het Friese systeem, zoals dat heet. Bij deze bouwwijze worden de verbindingen van alle balken vanuit het midden afgeschreven. Dit is een bouwmethode die het meest verwant is aan de burgerbouw en werd veel gebruikt bij de wat kleinere poldermolens. Bij deze methode kantelen de legeringsbalken mee met de achtkantstijlen. Dit heeft vervelende gevolgen voor de inkepingen bij het kruisen van de balken onderling. Door andere kenmerken is het duidelijk dat de molen een poldermolen moet zijn geweest. Zoals het hebben van een wervelbalk onder de koningsspil en sporen van de aanwezigheid van een eerste zolder. De juiste herkomst van de molen is niet precies bekend. Wel bestaat er een uit Friesland afkomstig lijstje met poldermolens die kort voor 1882 zijn afgebroken. Via een oplettende lezer van het blaadje “De Utskoat” (het orgaan van het Friese molenaars gilde) ontstond enige duidelijkheid over de vermoedelijke standplaats van de molen.

In het juni nummer 1989 van De Utskoat stond een artikeltje uit een waterschapsarchief te Gorredijk. Het handelde over de verkoop van een drietal poldermolens in het gebied ten noorden van Lemmer. Een van de molens in de buurt van het dorp Eesterga is op 30 mei 1881 verkocht voor f475,- aan Frederik Westerling, molenaar te Diever. De betreffende molen bemaalde samen met twee andere molens de voormalige Lemster polder in dit gebied. Tevens vermelde het artikel de naam van de laatste molenaar namelijk Hijlke van der Gaag. Op een van de balken in de molen van Diever staan de initialen H.V.1871. Dit zou H(ijlke)V(an der Gaag) kunnen zijn.

In het Groninger molen archief onstond duidelijkheid over een mogelijke standplaats van de molen na inzage van lijsten met verdwenen molens en oude stafkaarten. Na bestudering was de conclusie dat de verdwenen molen met registratie nummer 226 de juiste moest zijn. Deze molen had gestaan aan de westzijde van de Rien (Lemsterrijn) ten zuid oosten van het dorp Eesterga. Twee andere molens in het Lemsterpolder gebied waarvan inmiddels alle gegevens bekend zijn waren veel kleiner dan De Vlijt.

De molen moet destijds een vlucht van ongeveer 17 meter hebben gehad. Poldermolen de “Eerste molen” van de Lemsterpolder, gebouwd in 1852 had een vlucht van 11 meter. De andere molen die van de Eestergase buitenpolder was gebouwd in 1871 en had een vlucht van 14 meter. Van de laatste molen is een compleet bestek aanwezig met de naam van de bouwer en van de opdrachtgever. Dus het bouwjaar en andere gegevens van de Eestergase molen aan de Rien zijn nog steeds niet bekend.

Molen De Vlijt is gebouwd op de huidige plaats door molenbouwer Ritzen uit Diever. In het boek Molens in Drenthe staat dat er een grondmolen (grondzeiler) als voorganger geweest moet zijn. Deze voorganger zou door brand verloren zijn gegaan. Of op dezelfde plaats een voorganger heeft gestaan wordt momenteel betwijfeld. Het bestaan van een voorganger berust zeer waarschijnlijk op een misverstand veroorzaakt door een zeer bekend kaartje van Diever uit 1753.

Op dit kaartje staat een molen met als bijschrift Oudendieverder Koorn moole. Er is van uit gegaan dat dit de genoemde voorganger is omdat de huidige molen eigenlijk in de buurtschap Oldendiever staat. Echter volgens het wegenpatroon zou De Vlijt op de plaats van het kruisje moeten staan en is de getekende molen de beltmolen aan het Moleneinde in Diever. Opvallend is echter wel dat bij de herbouw van De Vlijt veel houtwerk van andere molens met duidelijke brandsporen is gebruikt, met name in de balklagen in de stenen voet. Molenaars waren achtereenvolgens: Frederik Westerling ?, Marissen, H.A.Jansen, J.A.Jansen. Links kaart van Diever 1753

De advertentie is afkomstig uit het advertentieblad van Departement van de Wester Eems van maandag 7 oktober 1811. Vermoedelijk wordt hier de molen bedoeld staand op de locatie met het kruis aangeduid op bovenstaande kaart.

Van Frederik Westerling is niet zeker of hij ook werkelijk de eerste molenaar in Diever was. Deze naam duikt namelijk vaker op in Drenthe wanneer er sprake is van een molen verplaatsing. De molen kreeg in 1929 een gietijzeren as afkomstig van de molen van Uffelte. Deze as zonder waterhol van NSBM Feyenoord is gegoten in 1852, waarschijnlijk voor een Zuid-Hollandse molen gezien de (relatief korte)lengte en de uitvoering. Voor 1929 had de molen een houten bovenas. Het wiekenkruis was toen oudhollands opgehekt met wind- en steekborden.

De molen had oorspronkelijk twee koppels maalstenen, waarschijnlijk een voor het malen van rogge en de ander voor foerage.
De molen is eind dertiger jaren definitief stil gezet, vermoedelijk nadat tijdens het kruien de stelling omlaag is gevallen. Na het verdwijnen van de stelling is er een bovengrondse aansluiting gemaakt voor elektriciteit. Deze nog aanwezige aansluiting zit op een dusdanige plaats dat de molen toen nooit heeft kunnen draaien. De molen was voor deze streek in ongebruikelijke kleuren geschilderd, de staart en de schoren waren groen. Het kruien van de molen werd gedaan met een zogenaamde kruihaspel. Dit is een groot wiel met spaken die met een verstaalde monnik kan draaien in een gat door de staart.
De molen raakte vanaf 1941 sterk in verval. De foto geeft het beeld van de molen in de 30er jaren.
De molen heeft jaren gestaan zonder stelling, later verdween een roede en stond de verticale roede op de grond. Er werd nog wel gemalen, dit werd gedaan met behulp van een gas- of dieselmotor. Hiermee werd van onderen af een van de koppels molenstenen aangedreven. Door een paar kammen uit het bovenwiel te halen kon ook de koningsspil draaien en kon men het luiwerk gebruiken. In de tweede wereldoorlog is er in de molen, volgens zeggen, veel clandestien gemalen. De foto geeft het beeld van de molen in begin 50er jaren zonder stelling.

De molen is in 1955/56 voor de eerste keer gerestaureerd door molenbouwer Hubert(s) uit Coevorden.

1956. Toen Uiterwijk Winkel nog molenaar was
1956. Toen Uiterwijk Winkel nog molenaar was

Molenaar en eigenaar was toen Uiterwijk-Winkel. Bij deze restauratie werd het gevlucht gedeeltelijk vervangen en gemoderniseerd. Op de stalen binnenroede werden fokwieken met centrifugaal regelborden aangebracht. Bij deze fokwieken werd ook de roede zelf ook voorzien van een stroomlijn, dit zie je zelden. De stalen binnenroede was waarschijnlijk een gebruikt exemplaar afkomstig uit Wapenveld.

Op de houten buitenroede werd een Van Bussel stroomlijn neus aangebracht. Of de houten buiten roede nieuw was is niet bekend. Wel waren beide roeden veel te kort, de vlucht van de molen werd hierdoor slechts 17,60 M. De kap werd gedeeltelijk vervangen en er werd een (gebruikte) stalen lange spruit aangebracht. Door nieuwe spanten liep de nok van de kap naar achteren schuin af terwijl de nok van de oude kap horizontaal liep.

Ook werd bij deze restauratie de nu nog aanwezige kruilier aangebracht. Waarschijnlijk is bij deze restauratie het tweede koppel maalstenen en de motor verwijderd. Na de restauratie heeft de molen nauwelijks meer gedraaid. Malen met wind ging ook niet omdat hiervoor de inrichting niet geschikt was.

Mede door het gebruik van slechte materialen en een slecht uitgevoerde restauratie en door het niet plegen van onderhoud raakte de molen na enkele jaren al weer in verval. Zo heeft de molen jaren naar het noorden gestaan, want dit stond mooi, met gebroken schoren. Ook verdwenen spoedig de schroten van de beide Fokken en de vangstok. Door de inzet van de toenmalige burgemeester H.Overweg werd de molen in 1979 aangekocht door de gemeente Diever.

Tijdens de restauratiewerkzaamheden werd timmerman Hendrikus Daalman uit Wapse in een onweersbui door de bliksem getroffen. Hier het verhaal.

De laatste restauratie werd uitgevoerd door molenmaker D.J.Medendorp uit Zuidlaren. Inmiddels was ondergetekende benoemd door de gemeente tot vrijwillig molenaar. Na het opstellen van een grondig restauratie plan begon in april 1980 de restauratie. Het doel van de restauratie was het verkrijgen van een geheel maalvaardige molen. Bij de onttakeling zijn helaas enkele specifieke delen van de molen verloren gegaan. Bij de restauratie zijn een groot aantal onderdelen vervangen, door nieuwe zoals: De gehele kap, het wiekenkruis, de stelling, staart en schoren, het gangwerk gedeeltelijk o.a. bovenwiel en spoorwiel, en enkele zolders. De nieuwe kap heeft toevallig weer de oude vorm van voor 1956 gekregen.

De beide gelaste stalen roeden zijn van de firma Derkx uit Beegden en zijn voorzien van fokwieken en de vlucht is vergroot naar 18,60 M. De centrifugaal regelborden zijn deze keer op de buiten roede aangebracht. De molen is geschilderd in, wat heet, noordelijke kleuren. Verder is de molen voorzien van een koppel nieuwe tarwestenen van de firma Kees uit Leende.

De feestelijke ingebruikstelling vond plaats op de Nationale Molendag 12 mei 1981. De openingshandeling, het lichten van de vang, werd verricht door de toenmalige commissaris der Koningin Mvr Schilthuis. De molen is sindsdien elke zaterdag in bedrijf en geopend voor publiek.

Meint Noordhoek.

Zie hieronder een collage van de restauratiewerkzaamheden.